Ik ben voor bijna alles bang geweest:voor ‘t donker, voor figuren op het kleed,voor stilte, voor de schorre kreetvan de avondlijke venter, voor een feest,voor kijken in de tram en voor mezelf.Dat zijn nu angsten, die ik wel vertrouw.Er is n ding gekomen, dat ik boven alles vreesen dat mij kan vernietigen; dat ik bedelfonder een vracht van rede, tot het wederkeert:dat is het nuchtere gezicht van mijn mevrouwwanneer zij ‘s morgens in de kamer treedtsamen met het ontluisterd licht en dat ik weetwat ze zal zeggen: nog geen brief, juffrouw.M. VasalisUit: Parken en woestijnen